- opkomen
- {{opkomen}}{{/term}}1 [omhoog komen] come up 〈gewas enz.〉 ⇒ rise 〈deeg, getijde〉, come in 〈getijde〉2 [boven de horizon komen] rise ⇒ ascend3 [in gedachte komen] occur ⇒ 〈weer opkomen〉 recur4 [beginnen te ontstaan] come on 〈koorts, storm〉 ⇒ set in 〈koorts〉, rise 〈wind〉5 [in zwang komen] spring/come up6 [dramaturgie] enter ⇒ come on (stage)7 [zich ergens heen begeven] 〈opdagen〉 turn/show up; 〈opgaan〉 go (in) to8 [zich verzetten tegen] fight/stand up (against)9 [verdedigen] fight (for) ⇒ stand up (for)10 [Algemeen Zuid-Nederlands] [zich kandidaat stellen] run (for)11 [op raken] run out♦voorbeelden:1 de vloed komt op • the tide is rising/is coming iner is nog niets opgekomen • nothing has come up yetspontaan/vanzelf opkomen • 〈ook figuurlijk〉 crop up3 de gedachte kwam bij haar op dat • the thought occurred to her thateen gevoel van onbehagen kwam langzaam maar zeker bij hem op • an uneasy feeling gradually came over himhet komt niet bij hem op • it doesn't occur to himzo iets zou nooit bij hem opkomen • he would never think of doing such a thingdat kwam pas later bij mij op • it only occurred to me laterhet eerste wat bij je opkomt • the first thing that comes into your mindals vanzelf opkomen • suggest itself/themselves4 de mist komt op • the fog's setting inik voel een verkoudheid opkomen/de koorts opkomen • I can feel a cold/the fever coming oneventuele vragen, die opkomen bij het lezen van de tekst • any questions occurring while reading the textuit het niets opkomen • come out of nowhereopkomen uit • emerge from/out of6 Macbeth komt op • enter Macbeth7 het erf opkomen • come into the yardveel kiezers waren niet opgekomen • a great many voters had failed to appearer waren slechts vijf leden opgekomen • only five members had turned/showed upalle reservisten moeten opkomen • all reservists must reportde trap opkomen • come up the stairsin grote getale opkomen • turn out in large numbersze konden niet tegen de wind opkomen • they could not make headway against the wind9 opkomen voor (zichzelf) • stand up for (oneself)steeds voor elkaar opkomen • stick together11 het eten zal best opkomen, die paar aardappels komen nog wel op • we'll be able to get through the food, those few potatoes will find their way¶ laat ze maar opkomen • let them (all) comekom op, we gaan • come on, let's gokom maar op als je durft! • come on if you dare!
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.